
Jurisprudentie
BI4279
Datum uitspraak2009-05-18
Datum gepubliceerd2009-05-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers101830 / KG ZA 09-119
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2009-05-18
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers101830 / KG ZA 09-119
Statusgepubliceerd
Indicatie
Vordering opheffing beslag op woonhuis van bestuurder van een failliete B.V. afgewezen.
Het is voorshands niet onaannemelijk dat in de bodemprocedure tegen eiser een of meer van de vorderingen van gedaagde zal of zullen worden toegewezen. Bovendien heeft gedaagde belang bij een voortzetting van genoemd beslag, nu eiser van plan is zijn beslagen woonhuis te herfinancieren, om daarmee zijn prive-crediteuren te kunnen voldoen.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 101830 / KG ZA 09-119
datum vonnis: 18 mei 2009 (z)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
x,
wonende te Hengelo,
eiser,
advocaat: mr. F. Hoff,
tegen
y,
wonende te Heemserveen,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van z.,
gedaagde,
advocaat: mr. E.M.M. van de Loo.
Het procesverloop
Eiser heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 11 mei 2009. Ter zitting zijn verschenen: eiser vergezeld door mr. Hoff en mr. Van de Loo namens gedaagde. De standpunten zijn toegelicht. Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. Eiser vordert om gedaagde te veroordelen het op 17 maart 2009 gelegde conservatoire beslag op de onroerende zaak van x op te heffen binnen 24 uur na betekening van het ten deze te wijzen vonnis en zulks binnen genoemde termijn te doen inschrijven in de kadastrale registers, een en ander op verbeurte van een dwangsom van € 10.000,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat gedaagde in gebreke mocht blijven aan deze veroordeling te voldoen, zulks met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
2. In deze zaak staat, voor zover in het kader van deze procedure van belang, het navolgende vast:
a. eiser is sedert 3 oktober 1990 bestuurder van z.;
b. z is op 2 april 2008 door deze rechtbank in staat van faillissement verklaard, met aanstelling van gedaagde tot curator;
c. gedaagde verwijt eiser als bestuurder paulianeus handelen, onrechtmatig handelen en een onbehoorlijke taakvervulling; gedaagde is inmiddels een bodemprocedure bij deze rechtbank begonnen, waarbij gedaagde van onder andere eiser een substantiële geldsom vordert;
d. teneinde zijn vordering te verzekeren heeft gedaagde op 17 maart 2009 conservatoir beslag laten leggen op de onroerende zaak van eiser aan de [adres] te Hengelo (O), van welk beslag eiser thans opheffing vordert.
3. Het standpunt van eiser:
De vordering van gedaagde in de bodemprocedure bestaat uit diverse onderdelen. Eiser bestrijdt elk van die onderdelen en stelt dat gedaagde helemaal geen vordering op eiser heeft. Daarnaast heeft eiser privé-schulden en hij wil deze privé-schulden thans voldoen door middel van een extra financiering op zijn (beslagen) woonhuis. Eiser heeft derhalve spoedeisend belang bij zijn vordering en hij vraagt toewijzing daarvan.
4. Het standpunt van gedaagde:
Gedaagde is van mening dat hij wel degelijk een vordering op eiser heeft. Tot verzekering van zijn vordering heeft hij beslag laten leggen op het woonhuis van eiser. Het beslag dient op dat woonhuis te blijven rusten, temeer nu eiser zijn woonhuis door middel van herfinanciering wil gebruiken om zijn privé-schulden te voldoen.
Op 15 april 2009 is de bodemprocedure van gedaagde tegen eiser (als bestuurder van
z) begonnen. Die procedure is geënt op paulianeus handelen, onrechtmatig handelen en een onbehoorlijke taakvervulling.
Gedaagde verzoekt de vordering van eiser tot opheffing van het beslag dan ook af te wijzen, met veroordeling van eiser in de kosten van dit geding.
5. De voorzieningenrechter zal de vordering van eiser, strekkende tot opheffing van het beslag op zijn woonhuis, afwijzen. De voorzieningenrechter acht het voorshands niet onaannemelijk, zonder in te gaan op de afzonderlijke onderdelen van de vorderingen van gedaagde, dat één of meer vorderingen van gedaagde in de bodemprocedure zal of zullen worden toegewezen. Het door gedaagde gelegde beslag op het woonhuis van eiser behoort daar, naar het oordeel van de voorzieningenrechter, vooralsnog op te blijven rusten, tot verzekering van de vorderingen van gedaagde in de bodemprocedure. Dat eiser van plan is zijn woonhuis te herfinancieren om daarmee zijn privé-schulden te kunnen voldoen, is daarvoor een reden temeer. Evenmin is gebleken van de bereidheid bij gefailleerde om op andere wijze zekerheid te stellen voor de vorderingen van gedaagde, bijvoorbeeld door middel van het stellen van een deugdelijke bankgarantie.
6. Als de in het ongelijk gestelde partij zal eiser als na te melden in de kosten van dit geding worden veroordeeld
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Wijst de vordering van eiser af.
II. Veroordeelt eiser in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagde begroot op € 262,= aan verschotten en € 527,= aan salaris van de advocaat.
III. Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Van Houten, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 mei 2009, in tegenwoordigheid van Zomer, griffier.